Gemeente Amsterdam

Commissie Omgevingskwaliteit De Schoonheid van Amsterdam

Begrippen


A

Aanbouwen

Grondgebonden toevoeging meestal van een bouwlaag aan een gevel van een gebouw. 

Achtergevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen. 

Achtererf

Gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het gebouw gelegen erfgrens.

Achterkant

De achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen. 

Algemene welstandscriteria

Samenhangende reeks welstandscriteria, geldig voor alle bestaande dan wel nieuwe bouwwerken, gebruikt als onderlegger voor alle gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria; in bijzondere gevallen ook zelfstandig te gebruiken.
Naar de algemene criteria

Afdak

Hellend dak, hangend of op stijlen aangebracht tegen een gebouw of een muur, om als gedeeltelijke beschutting te dienen.

Afstemmen

In overeenstemming brengen met. 

Architectuureenheid

Een of meer bouwblokken die als eenheid ontworpen zijn en als zodanig herkenbaar.

Asymmetrische kap

Zadeldak met twee ongelijke dakvlakken. 

AUP

Algemeen Uitbreidingsplan. Stedenbouwkundig plan (van Van Eesteren c.s.) voor de uitbreiding van Amsterdam. Het plan als geheel was in 1935 gereed, maar is grotendeels pas na de Tweede Wereldoorlog uitgevoerd. Tot begin jaren zeventig van de vorige eeuw is op basis van het AUP een lange reeks uitbreidingsplannen of deelplannen gerealiseerd. In de AUP-gebieden bestaat de stedenbouwkundige structuur uit een gelaagde compositie van verkeerswegen, groen- en waterstructuur en de bebouwing(svelden) daartussen.

Authentiek

Overeenstemmend met het oorspronkelijke, origineel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk.


B

Band

Horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen, kunststeen of baksteen. 

Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

Bebouwingstypologie

Indeling in een aantal soorten gebouwen met gemeenschappelijke eigenschappen.  

Bebouwingsveld

Hoofdelement in een totaalcompositie van de woonwijken in het AUP. Een veld (dikwijls een buurt), is opgebouwd uit meerdere verkavelingseenheden en wordt gestructureerd door een infrastructuur van wegen en openbaar groen. 

Bedrijfsbebouwing

Gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter.

Behouden

Handhaven, bewaren, in stand houden. 

Belendende

Naastgelegen, (direct) grenzend aan.

Bel-etage

Hoofdverdieping van een pand, gelegen boven de begane grond, vaak echter boven een souterrain. De bel-etage is gewoonlijk hoger dan de onder- en bovengelegen verdiepingen. 

Beoordelingskader

Specifiek pakket welstandscriteria voor een vergunningplichtige ingreep; geeft aan op welke aspecten en binnen welke bandbreedte de ingreep wordt beoordeeld. 

Beschermd stads- of dorpsgezicht

Gebied dat van algemeen belang is om zijn schoonheid, zijn onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel wetenschappelijke of cultuurhistorische waarden en waarin zich één of meer monumenten bevinden; gebied dat vanwege de ruimtelijke of cultuurhistorische waarde is aangewezen tot beschermd gebied krachtens de Monumentenwet of de erfgoedverordening. 

Bestemmingsplan

Door de gemeenteraad vastgesteld plan dat bestemming en gebruik van gronden en bouwwerken in een bepaald gebied regelt door middel van voorschriften en kaarten. 

Bijgebouwen

Grondgebonden gebouw meestal van een bouwlaag dat los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. . 

Binnenstad

Het gebied binnen de Singelgracht, ofwel het centrum van Amsterdam. Het gebied bestaat uit de middeleeuwse kern, ontstaan langs de Amstelmonding in het IJ, de daaromheen aangelegde stadsuitbreidingen vanaf de 14de eeuw tot en met eind 17de eeuw en tenslotte de in de 19de eeuw bebouwde Singelgrachtzone. Over het algemeen vinden we gesloten bouwblokken, waarin de historische (smalle en diepe) parcellering nog aanwezig is. 

Blinde wand, muur of gevel

Gevel of muur zonder raam, deur of andere opening. 

Boeiboord

Opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal. 

Boerderij

Gebouw/gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuis.

Borstwering

Lage dichte muur tot borsthoogte. 

Bouwblok

Een geheel van geschakelde bebouwing. 

Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk. 

Bouwlaag

Verdieping c.q. horizontale reeks ruimten in een gebouw. 

Bouwperceel

Een aaneengesloten terreinoppervlak, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

Bouwwerk

Algemene benaming voor alle soorten gebouwde objecten. 

Bovenbouw

Bovenste, uit een oogpunt van gebruik meestal belangrijkste gedeelte van een gebouw, meestal in tegenstelling tot de onderbouw, het dragende gedeelte, fundament. 

Bovendorpel

Bovenste horizontale regel van een deur-, raamkozijn of raam. 

Buitengebied

Buiten de kernen gelegen gebied, ook wel landelijk gebied. 

Buitenplaats

Buitenverblijf met herenhuis (kasteel of landhuis) met bijgebouwen en omringende privé-tuin of park, meestal met specifiek ontworpen aanleg; voornamelijk in de 17de en 18de eeuw gesticht.

Bungalow

Meestaal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd. 

Bureau Monumenten en Archeologie (BMA)

Onderdeel van de gemeente Amsterdam dat informatie geeft over monumenten, beschermde gezichten, waarderingskaarten en monumentenvergunningen; adviseur van de Commissie voor Welstand en Monumenten; meer informatie op www.bma.amsterdam.nl

C

Categorieën

Gebouwtypen of bouwwerken die zo gebiedseigen zijn, een specifieke functie hebben of beeldbepalend zijn dat daarvoor afzonderlijke welstandscriteria zijn opgesteld. 

Carport

Afdak om de auto onder te stallen, meestal bij of grenzend aan een woning. 

Centrale stad

Amsterdams bestuursorgaan, verantwoordelijk voor het grootstedelijk bestuur. 

Classicisme

Stroming in de bouwkunst, bouwstijl.

Conformeren

Zich voegen naar, gelijkvorming maken, aanpassen aan, afstemmen op. 

Context

Omgeving, situatie, geheel van omringende ruimtelijke kenmerken. 

Contrair gaan

Een dagelijks bestuur van een stadsdeel of het College van Burgemeester en Wethouders kan in bijzondere gevallen, gemotiveerd besluiten om bij het al dan niet verlenen van een vergunning het advies van de welstandscommissie niet op te volgen. 

Contrasteren

Een tegenstelling vormen. 

Cultuurhistorische waarde

Een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.


D

Dak

Overdekking van een gebouw of onderdeel ervan, bestaande uit één of meer hellende vlakken (schilden) of uit een horizontaal vlak. 

Dakafdekking

Vlak of hellend dak van een gebouw, waarop dakbedekking is aangebracht. 

Dakhelling

De hoek van het dakvlak. 

Dakkapel

Ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, vooral bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. 

Daklijst

Dakrand, lijst als beëindiging en overgang tussen dak en gevel, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal Hoogste punt van een schuin dak. 

Dakloggia

‘Omgekeerde’ dakkapel, geen uitbouw maar een uitsparing in de kap. 

Daknok

Hoogste punt van een schuin dak. Horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak 

Dakopbouw

Een toevoeging van een bouwmassa op het platte dak van een gebouw.

Dakraam

Raam in een dak. 

Dakrand

Daklijst, omtimmerde dakgoot, lijst als beëindiging en overgang tussen dak en gevel, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal.

Daktrim

Afwerking bovenzijde dakrand ten behoeve van waterkering. 

Dakuitbreiding

Een toevoeging aan de bouwmassa door bijvoorbeeld het verhogen van de nok of de dakrand van het dak, waarbij het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.

Dakvlak

Vlak of hellend (deel van het) dak van een gebouw. 

Dakvoet

Laagste punt van een schuin dak. Het snijpunt van de daklijn en de onderliggende gevellijn. 

Damwandprofiel

Metalen beplatingmateriaal met een damwandprofilering. 

Detail

Ontmoeting/aansluiting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en kozijn. 

Detaillering

Uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen c.q. aansluitingen. 

Diversiteit

Verscheidenheid, afwisseling, variatie. 

Dorpslint

Dorp in het buitengebied gekenmerkt door bebouwing langs een weg of dijk. 

Dwarskap

Kap, dwars gelegen op de kap van het hoofdgebouw of haaks op de voorgevel. 


E

Eerste verdieping

Tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.

Ensemble

Architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel van meerdere panden.

Erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

Erf(af)scheiding

Bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van en buurerf of van de openbare ruimte.

Erker

Kleine toevoeging van meestal één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, op de begane grond meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en glas. 

Erfgoed
Alle objecten, gebouwen en gebieden die van cultuurhistorische waarde zijn, ook de niet wettelijk beschermde.

Erfgoedverordening

Verordening waarin het beleid ten aanzien van monumenten in de Gemeente Amsterdam is vastgelegd.

Excessenregeling

Gemeentelijke regeling gericht op het tegengaan van evidente buitensporigheden (excessen) in het uiterlijk van een bouwwerk.


F

Flat(gebouw)

Groot gebouw met meerdere verdiepingen/woonlagen. De appartementen in de flat zijn meestal gelijkvloers en worden op hun beurt flat/flatjes genoemd. 


G

Galerij

Gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen. 

Galerijflat

Flatgebouw waarbij langs de afzonderlijke woningen op de verdiepingen een galerij loopt als toegang naar de flats. 

Galerijstraat

Inpandige gang in een (flatgebouw) die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen.

Gebiedsgerichte welstandscriteria

Welstandscriteria die betrekking hebben op een specifiek gebied; zowel zelfstandig als in combinatie met andere welstandscriteria te gebruiken. 

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 

Gebouwtype

Geheel van karakteristieke kenmerken en eigenschappen die gemeenschappelijk zijn aan een groep van gebouwen, waardoor deze zich onderscheiden van andere.

Gepotdekseld

Horizontaal gedeeltelijk over elkaar vallende gevelbeplating (oorspronkelijk houten planken).

Geschakelde woningbouw

Tegen elkaar geplaatste woningen die oorspronkelijk behoren tot één architectonisch ontwerp. 

Gesloten bouwblok
Geheel van geschakelde gebouwen die op enige manier een blok vormen, met een gesloten en besloten binnengebied. 

Gestapelde woning

Een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht.

Getrapt

Trapsgewijs, in stappen, telkens iets meer.

Gevel

Verticaal scheidingsvlak van een gebouw tussen buiten en binnen. 

(Gevel)band

Horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen, kunststeen of baksteen. 

Gevelbeeld

Het uiterlijk van de gevel.

(Gevel)geleding

Onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk, verspringingen of andere gevelkenmerken en -detailleringen. 

Gevelkozijn

Raamwerk in de gevel, bestaande uit twee stijlen met een boven- en onderdorpel, waarin glas, een deur of raam wordt aangebracht. 

Gevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen (dit gaat om de ligging t.o.v. de weg, maar -anders dan bij rooilijn- ook t.o.v. openbaar groen). 

Geveltop

Top van een naar boven verjongende gevel. 

Goot

Waterafvoer, veelal tussen gevel en dakvlak. 

Goothoogte

Afstand tussen goot en maaiveld.

Gootklos

Zie klossen. 

Gootlijn

Veelal horizontale lijn die een goot of meerdere goten aan de gevel vormen. 

Gordel ’20– '40

De grote stedelijke uitbreiding die is gerealiseerd tussen de beide wereldoorlogen. De wijken liggen als een gordel rond de 19de-eeuwse Ring. Karakteristiek voor de Gordel '20-'40 is de samenhang tussen de hiërarchische, bloksgewijze stedenbouwkundige structuur, de architectuur van de straatwanden en de aandacht voor het sculpturale detail. 

Grachtengroen

Donkergroene kleur groen die veel bij monumenten wordt toegepast.

Groenstructuur

Ruimtelijke opbouw en onderlinge samenhang van het groen in een bepaald gebied. 

Grondgebonden woning

Een uit één of meerdere lagen bestaande woning met een voordeur die rechtstreeks uitkomt op de straat. 


H

Hanenkam

Een taps toelopende rollaag boven een raam- of deuropening waarbij het midden van de streklaag duidelijk verhoogd is. 

Historiserend

Gebaseerd op historische stijlkenmerken.

Hoekaanbouw

Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan de hoek van een gebouw. 

Hoekaccent

Verbijzondering op de hoek van een gebouw.

Hoek- en kilkeper

Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken. 

Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 

Horizontale opbouw

Gevelopbouw van beneden naar boven. 

Hovenverkaveling

Verkaveling waarbij verschillende, los van elkaar staande, bebouwing is georganiseerd rond een centrale groene ruimte. 


I

Inbreiding

Het bouwen tussen bestaande bebouwing. 

Industriebebouwing

Bebouwing met een industriële bestemming. 

Installatie

Het aanbrengen van technische toestellen (montage) en/of deze toestellen zelf. 


K

Kaakberg

Hooiberg, m.n. een met twee verdiepingen waarvan de onderste dient als schuur of stal. 

Kap

Samenstel van houten, ijzeren of betonnen onderdelen dat de dakbedekking draagt. 

Kapverdieping

Verdieping onder de kap.

Kavel

Grondstuk, kadastrale eenheid. 

Keper

Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken. 

Kern

Veelal kleinschalig stedelijk gebied, ook wel centrum van een dorp of stad. 

Keurtuin

De grachtengordel telt 27 zogenaamde keurblokken. Het zijn de ruimten tussen de Heren- en de Keizersgracht - achter de monumentale bebouwing - die slechts als tuinen mogen worden gebruikt. Ze danken hun naam aan de speciale keuren - verordeningen - die er van 1615 af voor golden. 

Kilkeper

Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken (inwendige hoek).

Klossen

Uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten. 

Kop

In het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw. 

Korrelgrootte

Schaal van de parcellering en bebouwing. 

Kroonlijst

Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel. 


L

Lak

Afwerklaag van schilderwerk. 

Landmark

Oriëntatiepunt, beeldbepalende objecten, gebouwen of plaatsen in het landschap.

Landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende) natuur. 

Langskap

Schuine kap evenwijdig aan de gevel.

Latei

Draagbalk boven gevelopening. 

Lessenaarsdak

Dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak. 

Lichtkoepel

Raamconstructie meestal in een plat dak, in de vorm van een koepel. 

Lijst

Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel. Kroonlijst, gootlijst. 

Lineair

Rechtlijnig, langgerekt.

Lint(bebouwing)

Langgerekte lijn van (veelal vrijstaande) bebouwing langs een weg of waterverbinding.

Loggia

Inpandig balkon.

Luifel

Afdak buiten tegen de muur van een gebouw aangebracht en verder niet ondersteund, meestal boven een deur, raampartij of gehele pui.


M

Maaiveld

Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht, de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzend aan de gevels, op het tijdstip van de aanvraag om bouwvergunning. 

Makelaar

Decoratieve bekroning van een geveltop. Doel van de makelaar is tweezijdig: verbinding van de windveren en verfraaiing van de gevel.

Mansardekap

Een dak met aan twee zijden onder een stompe hoek geknikt of gebroken dakvlak. 

Markies

Opvouwbaar zonnescherm. 

Markisolette

Uitvalzonnescherm met eerst verticale val voor de diagonale uitval (met dus geknikte doeklijn).

Massa

Zichtbaar volume van bebouwing.

Materialisering

De middelen waarmee gebouwen of openbare ruimte worden vormgegeven.

Metselverband

Het zichtbare patroon van metselwerk. 

Middenstijl

Verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn. 

Middenstuk

De horizontale opbouw per pand bestaat in het algemeen uit een driedeling. Deze bestaat uit een plint met ingangspartij op de begane grond, een middenstuk met de woonverdiepingen, en een dakbekroning.

Monument

Onroerend goed dat overeenkomstig de bepalingen van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als rijksmonument of onroerend goed dat overeenkomstig de bepalingen van de Erfgoedverordening Gemeente Amsterdam als gemeentelijk monument is aangewezen 

Monumentenbeleid

Beleid op het gebied van monumenten(zorg), bouwhistorie en archeologie.

Monumentenwet

De volledige tekst van de Monumentenwet is te vinden op www.wetten.nl

MSP-lijst

Lijst van de in het kader van het Monumenten Selectie Project geselecteerde rijksmonumentwaardige bouwwerken uit de periode 1850-1940. 

Muurdam

Op de erfgrens aan de gevel gemetselde muur. Of: het smalle gedeelte van een muur tussen twee gevelopeningen (bv. tussen twee hoge vensters of deuren) of tussen gevelopening en de hoek van een gebouw. Zie ook: penant. 


N

Negge

Het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn. 

Nok

Hoogste lijn of punt van een schuin dak; horizontale snijlijn van twee dakvlakken. 


O

Omgevingsvergunning

Eén geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu. De omgevingsvergunning werd op 1 oktober 2010 ingevoerd ter vervanging van de verschillende vergunningen voor wonen, ruimte en milieu. 

Ondergeschikt

Voert niet de boventoon.

Onderbouw

Het onderste van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met meerdere verdiepingen. 

Ontsluiting

De toegang tot een gebouw, gebied of een terrein. 

Oorspronkelijk

Origineel, aanvankelijke vorm, authentiek. 

Oorspronkelijke gevel

Gevel van een gebouw bij oprichting. 

Oorspronkelijke karakteristiek

Het karakter van een gebouw bij oprichting.

Openbaar groen

Met het openbaar groen wordt bedoeld hetgeen daaronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan, zoals parken plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. Een weiland, bos of water kan in dit verband niet worden aangemerkt als openbaar groen. 

Ordewaardering

Waardering van de bebouwing op pandniveau, vastgelegd in waarderingskaarten. Aan de waardering in ordes, opklimmend van basisorde naar orde 1 respectievelijk van orde 3 naar orde 1 in de Binnenstad, zijn welstandscriteria gekoppeld die de basis vormen voor de welstandsbeoordeling van bouwinitiatieven. 

Orthogonaal

Rechthoekig. 

Oriëntatie

De hoofdrichting van een gebouw.  

Ornament

Niet-zelfstandig versieringselement, dienend om een voorwerp of gebouw op te luisteren. 

Ornamentiek

Versieringskunst. 

Overkapping

Plat of schuin dak, hangend of op stijlen aangebracht tegen een gebouw of een muur, om als gedeeltelijke beschutting te dienen.

Overstek

Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel. 


P

Paneel

Rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting. 

Parcellering

Indeling in percelen. 

Patina

Zichtbare ouderdomskenmerken waardoor het oppervlak van oude (kunst)voorwerpen zich onderscheidt van dat van nieuwe voorwerpen van hetzelfde materiaal, resp. de nabootsing daarvan.

Penant

Het smalle gedeelte van een muur tussen twee gevelopeningen (bv. tussen twee hoge vensters of deuren) of tussen gevelopening en de hoek van een gebouw. Muurdam. 

Perceel

Stuk grond waarvoor één rechtsorde geldt, dat wil zeggen dezelfde eigenaar en hetzelfde eigendomsrecht heeft. 

Perifeer groengebied

Groengebied aan de rand van de bebouwde kom.

Pilaster

Weinig uitspringende muurpijler, die dient om een boog of hoofdgestel te dragen. 

Plaatmateriaal

Materiaal van kunststof, staal, hout, meestal ten behoeve van gevelbekleding. 

Plan West

Door de Gemeente Amsterdam in 1922 gelanceerd plan, na de annexatie van de vroegere gemeente Sloten in 1921. Het vormde een vervolg op het Plan Zuid van H.P. Berlage uit 1917, op het geannexeerde grondgebied van Nieuwer-Amstel. Beide plannen waren ontworpen om te voorzien in het grote tekort aan woningen na de Eerste Wereldoorlog. 

Plan Zuid

Definitief plan uit 1917 van H.P. Berlage, op het geannexeerde grondgebied van Nieuwer-Amstel. Het plan was, net als het wat latere Plan West (1922), bedoeld om te voorzien in het grote tekort aan woningen na de Eerste Wereldoorlog. Plan Zuid is conform de ideeën van Berlage gerealiseerd met afwisselende buurtjes en gesloten bouwblokken, die veelal één architectuureenheid vormen. 

Plastiek

Sterke ruimtewerking door vooruit- of terugspringende bouwdelen of gebogen vlakken, bijvoorbeeld erkers, balkons, aanbouwen enz.

Plint

Een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw of een duidelijk te onderscheiden onderste horizontale laag van een gebouw, bijvoorbeeld een plint met bergingen. 

Portiek

Ingebouwd portaal dat aan de straatzijde geheel open is en leidt naar de deur van een huis of het gemeenschappelijk trappenhuis. 

Portieketagewoning

Woning in een woningcomplex die met de voordeur op eenzelfde portiek (al of niet met buitentrap) uitkomen.

Profiel

Omtrek van een gebouw of bouwdeel (bijvoorbeeld kozijn) of een doorsnede daarvan. 

Profilering

Aangebrachte vorm en maatvoering van profiel. 

Pui

Gevelzijde van de onderbouw van een gebouw, veelal onderscheiden van de rest door gebruik van een ander materiaal (hout, aluminium etc.) met glas. 

Puibalk

Zware balk over een pui, die dient om het bovendeel van een gevel te dragen en een onderpui te overspannen. 

Puilijst

Lijst, ter hoogte van de puibalk in een gevel aangebracht.


R

Raamdorpel

Horizontaal stenen element onder de onderdorpel van een houten kozijn, dat ervoor zorgt dat water onder het kozijn buiten het muurvlak wordt afgevoerd. 

Raamhout

Hout waaruit ramen vervaardigd worden of omlijsting waarbinnen het paneel van een deur of beschot wordt ingesloten. Ook wel draaiende of schuivende delen van kozijn/post. 

Renovatie

Vernieuwing. Aanpassing van een woning aan de tegenwoordige eisen van elementair woongenot.

Respecteren

Met eerbied behandelen, eerbiedigen, waarderen.

Restauratie

Werkzaamheden gericht op ontstorend behoud, herstel en bescherming van gebouwen met cultuurhistorische waarde.

Risalering/risaliet

Deel van een voorgevel dat vooruitspringt, minstens één raamtravee breed en over de gehele hoogte doorlopend. 

Ritmiek

Regelmatige herhaling. 

Roede

Tussenregel van een glasraam.

Rollaag

Een in verband gemetselde laag van op hun kant of kop gemetselde stenen. Horizontale of gebogen rij stenen of betonbalk boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand. 

Rooilijn

Lijn die in het bestemmingsplan of bouwverordening aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden. 

Roede

Een samenstel van gebieden die op grond van stedenbouwkundige en ruimtelijke kenmerken een vergelijkbare verschijningsvorm hebben. 

Ruimtelijke kwaliteit

Optimaal samenspel tussen de gebruikswaarde, de toekomstwaarde en de esthetische waarde ofwel de schoonheid van een gebied of een gebouw (vrij naar Vitruvius).


S

Schaal

Het begrip van relatieve grootte, vooral van één element tot een ander of van één element tot het geheel; ook, een object of gebied dat in evenredige verhouding staat tot het object of dat gebied. 

Scharnierpunt

Locaties waar de randen van twee of meer ruimtelijke systemen dicht aan elkaar grenzen en mede daardoor de stedenbouwkundige structuur niet eenduidig is te definiëren. 

Schilddak

Dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. 

Setback

Teruggelegen bovenste verdieping soms voorzien van dakterras. 

Signaalkleuren

Felle in het oog springende kleuren, ook primaire kleuren worden hieronder gerekend. 

Situering

Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving. 

Souterrain

Onderhuis, benedenverdieping die gedeeltelijk lager dan het straatniveau (maaiveld) ligt.

Speklaag

Lichte natuurstenen band als afwisseling in baksteenmetselwerk, doorgaans van Brabantse arduin, later ook van zandsteen. 

SPvE

Stedenbouwkundig Programma van Eisen. 

Stadsdeel

Bestuurlijke eenheid die gedecentraliseerde, eigen bevoegdheden heeft; soort subgemeente. De raad heeft een secretariaat en een dagelijks bestuur. 

Stedenbouwkundig plan

Ontwerp voor de bouw of herstructurering van een gebied in een stad of dorp. 

Stedenbouwkundige eenheid

Samenstel van bouwblokken die als eenheid zijn ontworpen en als zodanig herkenbaar zijn. 

Stedenbouwkundige structuur

Ruimtelijke opbouw of samenstelling van een gebied: de manier waarop bebouwing, straten, pleinen, water en andere open ruimte ten opzichte van elkaar zijn gesitueerd. 

Stedenbouwkundige zone

Vergelijkbaar met het ordestelsel wordt (met uitzondering van de Binnenstad) de kwaliteit van de stedenbouwkundige aspecten uitgedrukt in stedenbouwkundige zones, opklimmend van basiszone naar zone A. 

Stijl

Architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of van een bepaalde stroming. 

Stolpboerderij

Noord-Hollands boerderijtype met een min of meer vierkante vorm en een piramidevormig dak. 

Strook-, haak- en hoftype

Type verkaveling in stroken of haken, soms door bepaalde rangschikking hoven vormend.

Supervisor

Persoon die tot taak heeft te bevorderen dat een hoogstaande ontwerpkwaliteit wordt bereikt; het gaat hierbij om de ontwerpkwaliteit van het afzonderlijke bouwproject, een goede afstemming met het ontwerp van de openbare ruimte en de afstemming met andere bouwprojecten binnen één Stedenbouwkundig Plan. 

Suskast

Ventilatierooster met omkasting ten behoeve van natuurlijke ventilatie waarin geluid van buiten wordt geabsorbeerd, zodat zowel voldoende ventilatiecapaciteit alsook afdoende geluidwering wordt gerealiseerd. 

Systeembouw

Bouw volgens een bepaald systeem, bijvoorbeeld betonelementenbouw, stapelbouw, houtskeletbouw; montagebouw.


T

Talud

Helling, glooiing, schuinte van het zijvlak van aardwerken, dijken, spoorbanen, vestingwerken. 

Textuur

De waarneembare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk). 

Topgevel

Bovenste geveldeel dat naar boven toe verjongd is. Een topgevel staat meestal aan de korte zijde van een gebouw of vormt de hoofdgevel van een risaliet. 

Travee

Begrip bij de vlakverdeling van gevels. De afstand tussen twee opeenvolgende steunpuntassen in de lengterichting van een gebouw. 

Trendsetter

Een door de welstandscommissie eerder (afgelopen drie jaar) goedgekeurd en uitgevoerd bouwplan dat als uitgangspunt gehanteerd kan worden bij een bouwblok, ensemble of buurt met een vergelijkbare architectuur.


U

Uitbouw

Aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is. 

Uitbreidingsplan

Ontwerp tot vergroting van de bebouwde kom van een gemeente.


V

Venster

Een (licht)opening in de muur van een gebouw. 

Vensteras

Denkbeeldige lijn door het midden van de vensters. Wanneer een gevel minstens twee bouwlagen heeft en de vensters van de begane grond en de verdieping(en) recht boven elkaar liggen, dan noemt men het aantal vensterassen.

Verdieping

Bouwlaag. 

Vergunning

Zie Omgevingsvergunning. 

Vergunningvrije bouwwerken

Bouwwerken die zonder vergunning te realiseren zijn. Zie voor meer informatie  http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/omgevingsvergunning-voor-bouwen/vergunningvrij-bouwen

Verjongen

Naar het uiteinde toe afnemen in omvang of zwaarte. 

Verkaveling

De manier waarop een gebied in stukken, kavels geheten, is verdeeld. 

Verkavelingseenheid

Bestaat meestal uit verschillende architectuureenheden. De bebouwing in een verkavelingseenheid vormt een compositie van gebouwen (van gelijke en/of verschillende typologie) en een bouwsteen voor een (bebouwings)veld. 

Verticaliteit

In verhouding veel hoger dan breed; het laten domineren der verticale lijnen in het uiterlijk. 

Villa

Vrijstaand, aanzienlijk woonhuis (vooral landelijk gelegen of in een parkachtige stadswijk). 

Visuele eenheid

Zichtbaar samenhangend geheel. 

Vlucht

Vooroverhellen van een muur; vroeger werden gevels op ‘vlucht’ gesteld, mede om inwatering van het metselwerk te voorkomen. 

Voegwerk

Al de voegen van een gemetselde muur.

Volant

Strook stof als afronding en versiering van zonnescherm of markies. 

Voorerf

Gedeelte van het erf tussen de voorgevellijn en de aan de voorkant van die lijn gelegen perceelsgrens. 

Voorgevel/voorkant

De voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of het openbaar groen.

Voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen. 

Voorgevelrooilijn

Voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan dan wel de gemeentelijke bouwverordening.


W

Waarderingskaart

Welstandskaart waarbij binnen een ruimtelijk systeem de bebouwing stelselmatig gewaardeerd is in ordes, opklimmend van basisorde naar orde 1 respectievelijk van orde 3 naar orde 1 in de Binnenstad. Vergelijkbaar met het ordestelsel wordt de kwaliteit van de  stedenbouwkundige aspecten uitgedrukt in stedenbouwkundige zones, opklimmend van basiszone naar zone A (met uitzondering van de Binnenstad).

Weg

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. 

Welstandadvies

Advies van de welstandscommissie aan het College van Burgemeester en Wethouders of het dagelijks bestuur van het stadsdeel over de vraag of een aanvraag voor een vergunning voldoet aan redelijke eisen van welstand zoals vastgelegd in de welstandsnota. 

Welstandsbeleid

Door de gemeenteraad of de stadsdeelraad vastgesteld beleid waarin de ambities voor de esthetische kwaliteiten van bouwwerken en de inpassing daarvan in de omgeving zijn vastgelegd.

Welstandsbeoordeling

Beoordeling door de commissie of een aanvraag voor een vergunning voldoet aan de criteria die zijn vastgelegd in de welstandsnota.

Welstandscommissie

Door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie die aan burgemeester en wethouders c.q. het dagelijks bestuur van de stadsdelen advies uitbrengt ten aanzien van de vraag of een aanvraag voor een vergunning voldoet aan redelijke eisen van welstand zoals vastgelegd in de welstandsnota.

Welstandsnota

Beleidsnota die door de gemeenteraad of de stadsdeelraad is vastgesteld en die alle criteria voor de welstandsbeoordeling bevat. 

Welstandsniveau

De welstandsniveaus geven op een genuanceerde en getrapte manier aan wat de ambities en beoogde ontwikkelingen zijn per gebied en wat de kwaliteit is die in overeenstemming met deze ambities van een ontwerp mag worden verwacht.

Welstandstoezicht

Alle aspecten, regels en werkwijzen rondom het wettelijke voorschrift dat elk bouwplan moet voldoen aan redelijke eisen van welstand tenzij het welstandsvrij is.

Welstandsvrij

Gebieden of categorieën die door de gemeenteraad of de stadsdeelraad als welstandsvrij zijn aangewezen, waardoor bij de vergunningaanvraag (preventief) geen welstandsbeoordeling plaatsvindt en ook achteraf (repressief) geen welstandstoezicht kan worden uitgeoefend; en bouwwerken die wettelijk (AmvB) vergunningvrij zijn (en daarmee welstandsvrij).

Werf

Plaats waar schepen of andere drijvende objecten worden gebouwd of worden gerepareerd; plaats waar hout of andere artikelen opgestapeld liggen. 

Windveer

Plank bevestigd langs de kanten van een met riet of pannen gedekt dak ter afdekking van de voorrand. Worden soms aan de bovenzijde over elkaar gekeept. 

Wisseldorpel

Van oorsprong bij schuiframen. Onderregel van het bovenraam en bovenregel van het onderraam.

Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding. 

Woonblok

Groep (aaneengesloten) huizen die door straten min of meer rechthoekig wordt ingesloten. 

Woonerf

Woonwijk of -buurt die autoluw of -vrij is en waar doorgaand verkeer niet mogelijk is.

Wolfdak/wolfeinden

Meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op de kop een afgeknot dakschild heeft (wolfeind).


Z

Zadeldak

Een dak dat aan twee zijden schuin is met een symmetrisch profiel. 

Zichtlijn

Denkbeeldige lijn die getrokken kan worden tussen wat de beschouwer wel en niet te zien krijgt. 

Zichtlocatie

Vestigingsplaats pal langs een openbare weg. 

Zijerf

Gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens.

Zijgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.