download gordel 20-40
download de beschrijving ruimtelijk systeem gordel '20-'40
download de beschrijving ruimtelijk systeem gordel '20-'40
Gordel ’20-’40 beslaat de grote stedelijke uitbreiding die is gerealiseerd tussen de beide wereldoorlogen. De wijken liggen als een gordel rond de 19de-eeuwse Ring. Karakteristiek is de nauwe samenhang tussen stedenbouw en architectuur.
Gebiedstypen
In de beschrijvingen en criteria zijn twee gebiedstypen onderscheiden:
Oost en West (4a)
In de deelgebieden van Oost en West is minder sterk stedenbouwkundige regie aanwezig dan in de gebieden van Plan Zuid. De deelgebieden bestaan hoofdzakelijk uit gesloten bouwblokken die zijn opgebouwd uit één of meerdere ensembles. Individuele panden tonen zich veelal niet aan de straat. De detaillering is zorgvuldig en per ensemble in samenhang.
Plan Zuid (4b)
Plan Zuid kenmerkt zich door een aantal structurerende elementen zoals zichtassen, pleinen en brede straten. Aan deze elementen staat markante bebouwing. Ieder blok maakt duidelijk deel uit van een zorgvuldig geregistreerde stedenbouwkundige structuur, waarbij de massa is doorvertaald naar de architectuur.
Geschiedenis
De uitbreiding van Amsterdam tussen 1920 en 1940 kenmerkt zich door een sterk planmatige opzet, waarbij de te onderscheiden deelplannen in omvang variëren van enkele straten tot het Plan Zuid.
In Gordel ’20-’40 is de stedenbouwkundige ruimte vrijwel geheel volgens de ideeën van Berlage en tijdgenoten als Gratama tot stand gebracht. Deze eigenzinnige ontwerpers benutten onder regie van een sterke stedelijke overheid de mogelijkheden die de Woningwet bood.
Het bondgenootschap van politieke besluitvormers, veelal particuliere bouwondernemers en creatieve architecten maakte de karakteristieke samenhang tussen monumentaliteit in hoofdopzet en schilderachtigheid in uitwerking mogelijk.
Diverse delen van de Gordel zijn volgens stedenbouwkundige plannen vormgegeven, waarbij Berlages Plan Zuid en Gratama’s Plan West het meest bekend zijn. Berlage ontwierp voor Zuid een indrukwekkend uitbreidingsplan dat in de loop der tijd slechts op onderdelen is gewijzigd.
In Plan West volgen de straten het oude slotenpatroon, dwars daarop ligt een centrale as met het Mercatorplein als esthetisch middelpunt.
Bij de uitvoering van het stedenbouwkundig plan was er veel aandacht voor de gevels.
Soms werd geëxperimenteerd met supervisie vooraf, ter aanvulling op de controle achteraf door de Schoonheidscommissie. Dan werd een stratenplan gemaakt, met tekeningen van gevels die de bouwhoogten en de plaats van accenten precies vastlegden.
Het deel van de Gordel in Bos en Lommer is relatief laat tot stand gekomen, waardoor sprake is van een vloeiende overgang naar het ruimtelijk systeem van het AUP (zie ruimtelijk systeem 6).
Kenmerken
De Gordel ’20-’40 is vooral een ruimtelijke compositie van voornamelijk middelhoge, gesloten woonblokken die in uitwerking variëren van eenvoudig tot statig.
Stedenbouwkundige structuur
Karakteristiek is de samenhang tussen de hiërarchische, bloksgewijze stedenbouwkundige structuur, de architectuur van de straatwanden en de aandacht voor het sculpturale detail. De hoofdstraten zijn recht en meer monumentaal vormgegeven dan de geknikte of gebogen secundaire zijstraten. De bebouwing in de hoofdstraten is vaak één of twee bouwlagen hoger dan de zijstraten, de hoofdstraten zelf zijn breder en van een grote uniformiteit. Hoge bebouwing op de hoeken versterkt de hoofdassen, markeert kruispunten en de toegang tot woonstraten en buurten. De hiërarchische structuur wordt onder andere versterkt door poorten en torens in zichtassen. Ook is regelmatig gebruik gemaakt van spiegelingen en symmetrie. Tegenoverliggende straatwanden zijn niet altijd door dezelfde architect vormgegeven. Het stedenbouwkundig plan is opgebouwd uit gesloten bouwblokken, waarbij een blok bestaat uit één of meer architectuureenheden. De eenheden betreffen bijvoorbeeld een straatwand of een aantal aaneengeregen huizen. Verspringende rooilijnen accentueren de symmetrie in de stedenbouwkundige opzet en zijn ingezet om de vorm en de functie van de openbare ruimte te versterken.
De beslotenheid van de woongebieden komt tot uitdrukking in sfeervolle pleintjes.
Bouwvolume
De architectonische kenmerken van de Amsterdamse School zijn typerend voor de Gordel. Daarbij ligt de nadruk op het straatbeeld als geheel.
Ook individuele en vaak vrijstaande gebouwen zoals kerken, scholen en (voormalige) badhuizen worden gebruikt om het totaalbeeld te versterken.
De horizontale opbouw van de gevelwand bestaat uit een driedeling.
Op de begane grond een plint met ingangspartij, een middenstuk met één tot drie woonverdiepingen, en een dakbekroning met een uitkragende daklijst (afgewerkt met randafdekkers, betonplaten of zink), opgaande borstwering of hoekaccenten en torentjes. De plint kan versterkt worden door het toepassen van natuursteen of bijzonder metselwerk. Ook winkelpuien benadrukken de compositie.
Architectonische uitwerking
De architectonische uitwerking en detaillering spelen een grote rol in het straatbeeld als geheel. Beeldbepalend voor de architectuur zijn grote vlakken metselwerk, met daarin een evenwichtige compositie van in ritme geplaatste gevelkozijnen, erkers, balkons, penanten, hijsbalken en andere elementen.
Gevelkozijnen zijn het beeldbepalende element bij uitstek. Als gevolg van de huidige isolatie en kwaliteitseisen staat het behoud van de detaillering ervan onder druk. Er is een grote verscheidenheid aan kozijnvormen: naast rechthoekige zijn er paraboolvormige, ronde en veelhoekige ramen.
Er is relatief veel beeldhouwwerk aangebracht. Vooral de ingangen en de hoekpartijen zijn opgesierd met beeltenissen van mensen of dieren, uitgevoerd in metselwerk of met gedenkplaten in een andere steensoort. Dit beeldhouwwerk zegt meestal iets over de functie van het gebouw of is symbolisch bedoeld.
De oudste delen van de Gordel bevatten bebouwing die de ontwikkeling van negentiende eeuwse blokken naar de grotere blokken van de eerste helft van de twintigste eeuw markeren, zoals in de Postjesbuurt. Ook ornamentiek verschuift in die tijd naar meer eenvoud.
Materiaal en kleur
Gevels zijn van baksteen in diverse kleuren en metselverbanden. De kleuren zijn gedekt. Siermetselwerk, beeldhouwwerk en een opvallend rijke detaillering versterken het architectonisch ontwerp. Vaak zijn er verschillende steensoorten en metselverbanden gebruikt, bijvoorbeeld om de plint te versterken. Ook winkelpuien benadrukken de compositie. Veel aandacht is besteed aan kleine details zoals raampjes in voordeuren, brievenbussen, deurknoppen en sierranden. Dikwijls is er decoratief smeedwerk toegepast voor hekken, brugleuningen, hijsbalken en lantaarns.
Voor huisnummers en opschriften is een specifieke voor die tijd gangbare typografie gebuikt. Onderdelen als zijraampjes en bovenlichten kunnen glas in lood bevatten.
Waardering
De Gordel ’20-’40 is voor de stad Amsterdam en zelfs voor Nederland van nauwelijks te overschatten belang. Dit ruimtelijk systeem heeft een groot oppervlak en als geheel een hoge kwaliteit. Deze kwaliteit komt naar voren in de stedenbouwkundige structuur, de architectuur en de samenhang daartussen tot op het niveau van het architectonisch detail. Grote delen van het gebied zijn goed bewaard en redelijk gaaf.
Monumenten en waarderingskaarten
Veel gebouwen en ensembles zijn cultuurhistorisch waardevol. Alle bebouwing staat als ordepand aangegeven op de waarderingskaarten, een deel hiervan is aangewezen als monument.
Op de waarderingskaarten is de cultuurhistorische waarde van gebouwen en complexen weergegeven.
Deze waarde staat los van een eventuele aanwijzing als monument en betreft zowel het object zelf als de bijdrage die het levert aan de omgevingskwaliteit.
Uitgangspunten op hoofdlijnen
Het beleid is gericht op behoud van samenhang tussen stedenbouwkundige structuur en architectonische uitwerking. De stedenbouwkundige structuur van de Gordel ’20-’40 is gebaseerd op diverse stedenbouwkundige plannen, de invulling per plan is door verschillende architecten vormgegeven onder regie van de gemeente.
Bij de advisering wordt in relatie met de waarderingskaarten onder meer aandacht geschonken aan het behoud van het straatbeeld met herhaling in rooilijnen en gevelindeling en samenhang in zowel de architectonische uitwerking als het gebruik van materiaal en kleur. Daarbij zijn de nadrukkelijke baksteenarchitectuur (met zowel herhaling als subtiele variatie) en de zorgvuldige detaillering van gevelelementen (zoals een goed gekozen reliëf) vanzelfsprekende aandachtspunten.
Het bouwplan wordt beoordeeld in relatie tot de omgeving. Gebieden met een minder rijke volumeopbouw en (oorspronkelijke) architectuur vragen van bouwplannen een vergelijkbare inzet zonder daarbij afbreuk aan de openbare ruimte te doen.
In de hele Gordel wordt gestreefd naar behoud en herstel. De oorspronkelijke kwaliteit op elk niveau vormt