Gemeente Amsterdam

Commissie Omgevingskwaliteit De Schoonheid van Amsterdam

AUP en Post-AUP


download aup postaup

Download de beschrijving van het ruimtelijk systeem AUP en Post AUP.


AUP en Post-AUP

Het ruimtelijke systeem AUP en Post-AUP bestaat uit woongebieden verspreid rond de oude stad. Het zijn planmatige wijken met een sterke nadruk op de stedenbouwkundige structuur. Wegen, water en groen vormen een doorgaande openbare ruimte. De gebouwen zijn daar zorgvuldig in geplaatst. De bebouwing bestaat voornamelijk uit stroken, hoven en haken. Middelhoogbouw en rijwoningen worden afgewisseld met bungalows en villa’s. In deze gebieden zijn afwijkende functies zoals kerken en scholen in de regel onnadrukkelijk onderdeel van het stedenbouwkundig plan. De laatste wijken met een karakteristiek AUP-idioom werden in Noord gerealiseerd, dat formeel niet tot het AUP-gebied hoorde.

Gebiedstypen
In de beschrijvingen en criteria vallen de deelgebieden onder vier gebiedstypen.

Oorspronkelijke stroken haken hoven (6a)
In deze gebieden ligt de nadruk op behoud van zowel de stedenbouwkundige structuur als de bebouwing. Alle niveaus zijn het behouden waard, waarbij de variatie in relatief kleine oplossingen zit. In de architectuur ligt de nadruk op het seriematige.

Vernieuwde stroken haken hoven (6b)
Dit zijn vergelijkbare gebieden als 6a. Hier is op verschillende schaalniveaus veel vernieuwd, waardoor de kleine subtiliteiten nauwelijks meer opvallen. Bij de beoordeling van plannen zijn deze dan ook minder van belang.

Open blokken (6c)
In de oudste delen van het AUP staan open blokken, waarbij volume en architectuur zich vermengen in het silhouet. De architectuur borduurt voort op die van de Gordel ’20-’40 en heeft specifieke hoekoplossingen.

Post-AUP (6d)
De opzet en bebouwing van het Post-AUP is grootschaliger dan in de rest van het ruimtelijk systeem. Bij de beoordeling wordt een kleine wijziging binnen het grotere geheel geplaatst.

Winkelgebied (6e)
Winkelgebied zoals het Buikslotermeerplein heeft een eigen sfeer en dynamiek.

Geschiedenis
Het AUP was een rechtstreeks gevolg van de grote annexatie van 1921, waarmee het grondgebied van Amsterdam vrijwel werd verviervoudigd. Tot dan kampte de stad met een chronisch ruimtegebrek en een chaotische stadsrand. Het maken van een allesomvattend uitbreidingsplan voor Amsterdam was daarom noodzakelijk. In 1928 werd de nieuwe Afdeling Stadsontwikkeling bij Publieke Werken opgericht, die een allesomvattend uitbreidingsplan voor Amsterdam moest leveren. C. van Eesteren werd daar als stedenbouwkundig hoofdontwerper bij betrokken. Hij maakte een Plan in Hoofdzaken, vooral een schema met bebouwingsgebieden waarin ruimte was gelaten voor nadere uitwerking.
‘Uitwerkingsplan Bosch en Lommer 1935’ is door Van Eesteren zelf nader uitgewerkt. Internationaal wordt het plan beschouwd als een mijlpaal in de geschiedenis van de stedenbouw. Basis van het plan is scheiding van de functies wonen, werken, verkeer en recreatie. In het plan werden de contouren van de toekomstige bebouwingsvelden vastgelegd.
Uitgangspunt bij het ontwerpen van de wijken en de woningen was de toetreding van lucht, licht en ruimte.
Een open verkaveling in stroken was daarvoor de oplossing: een combinatie van laag-, middelhoog- en hoogbouw waarbij het groen om de bebouwing heen ‘vloeit’.
Het AUP was in 1935 gereed, maar is grotendeels na de Tweede Wereldoorlog uitgevoerd. Tot begin jaren zeventig is op basis van het AUP een lange reeks uitbreidingsplannen of deelplannen gerealiseerd.
Een groot deel van de woningen is ondertussen gerenoveerd. Daarnaast is er sprake geweest van inbreidingen en is een deel van de oorspronkelijke bebouwing vervangen. Deze nieuwe bouwlocaties voegen zich in grote lijnen stedenbouwkundig naar de AUP karakteristiek. Dit geldt in mindere mate voor de architectonische uitwerking. Momenteel wordt geëxperimenteerd met andere verkavelingspatronen. Gezocht wordt naar een hedendaagse interpretatie van de stedenbouwkundige principes van het AUP. Vaak gaat het om een mengvorm van strokenbouw en gesloten bouwblokken.

Kenmerken
Het AUP is opgebouwd uit woonbuurten met een gelaagde stedenbouwkundige structuur, waarin groen een essentieel onderdeel vormt en de bebouwing een overwegend sobere uitwerking kent.

Stedenbouwkundige structuur
In de AUP gebieden bestaat de stedenbouwkundige structuur uit een gelaagde compositie van verkeerswegen, groen- en waterstructuur en de bebouwingsvelden daartussen. Straten hebben in de regel een asymmetrisch profiel.
Er is een sterke samenhang tussen openbare ruimte, groen en bebouwing. De brede groen- en waterelementen zijn geen restruimte, maar een belangrijk structurerend stedenbouwkundig element met een zelfstandige rol. Zo vormen de Sloterplas en het groen eromheen de kern van de Westelijke Tuinsteden. Kenmerkend is de aaneenschakeling (doorkoppeling) van in omvang variërende groene elementen. De verschillend uitgewerkte bebouwingsvelden in open verkaveling vormen de bouwstenen voor de evenwichtige totaalcompositie van de woonwijken. Een veld is opgebouwd uit één of meer verkavelingseenheden. Iedere verkavelingseenheid kan bestaan uit verschillende architectuureenheden, die gebouwd zijn naar het ontwerp van één architect. De architectuureenheid kan bestaan uit een of meer stroken, haken of solitaire gebouwen, of een combinatie daarvan.
De bebouwing in een verkavelingseenheid vormt een ritmische compositie van maat en schaal, hoog- en laagbouw. De opeenvolging is dus: gebouw - architectuureenheid - verkavelingseenheid- veld - woonwijk. In Buitenveldert valt bij uitzondering de architectuur niet altijd samen met de verkavelingseenheid.
Binnen de AUP gebieden komt strook-, haak- en hofbebouwing het meest voor. De vaak in reeksen gebouwde rechte stroken kunnen bestaan uit laag-, middel- of hoogbouw.
Soms is de strook in haakvorm uitgevoerd en soms zijn de stroken of haken zo gesitueerd dat een hof ontstaat. Het groen ‘vloeit’ vaak om de bebouwing heen. Hoogbouw maakt deel uit van het oorspronkelijke AUP ontwerp, fungeert als landmark en bestaat zowel uit individuele torens en stroken als uit reeksen identieke objecten. De oorspronkelijke hoogbouw is gekoppeld aan het hoofdnetwerk en vormt in de regel geen beëindiging van formele zichtlijnen.
Enkele schijven in Osdorp vormen hier een uitzondering op. Recent is er meer hoogbouw toegevoegd, met name in de omgeving van winkelcentra.
De doorlopende groene gordels vormen samen met het raster van verkeerswegen en waterlopen de grondslag voor de ruimtelijke continuïteit. Vrijstaande woningen staan in of aan deze groene gordels. Ook voorzieningen als scholen, buurthuizen en kerken liggen van oorsprong als een cluster grote, alzijdige en individuele gebouwen in het groen, vaak tussen twee woongebieden in.
De gebouwen vormen een verbijzondering, maar zijn nooit de beëindiging van een formele zichtlijn.
De representatieve gevels zijn op de openbare ruimte georiënteerd. De voorzieningenclusters zijn vaak ingrijpend aan de eisen van de tijd aangepast door uitbreiding, nieuwbouw en het toevoegen van nieuwe functies. De van oorsprong groene omgeving is daarbij vaak verloren gegaan. Winkelstrips met winkels onder in de strook komen met name aan hoofdwegen voor. Daarnaast hebben veel gebieden een al dan niet overdekt winkelcentrum met een centraal plein, waar etalages, luifels en reclame op straatniveau het beeld bepalen. Daarboven wordt soms gewoond. De bebouwing van een winkelcentrum is alzijdig georiënteerd.
Veel winkelcentra zijn inmiddels ingrijpend veranderd door schaalvergroting, eigendomswisselingen, ‘upgrading’ en aanpassingen aan de nieuwste modetrends.

Bouwvolume
De bebouwing bestaat uit stroken, haken en hoven van verschillende hoogte en vormgeving. Gebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één of meerdere lagen met een plat dak of een eenvoudige en veelal onnadrukkelijke kap. De herhaling van gevelelementen, kappen en schoorstenen geeft ritme aan het straatbeeld. Bij winkelstrips en –centra maakt een verbindende luifel vaak deel uit van het ontwerp. Hoogbouw is alzijdig en kan als een slanke toren, als haak of als een schijf zijn ontworpen. De gebouwen binnen een hoogbouwreeks zijn onderling in samenhang, met name bij schijven ligt de nadruk op horizontale lijnen.
In het ontwerp is rekening gehouden met de zichtbaarheid op grote afstand.
Bebouwing binnen groengebieden is meestal alzijdig ontworpen en kan onderling heel verschillend zijn van vormgeving en schaal. Voorzieningen als scholen en kerken zijn vaak ondergebracht in grote, individuele gebouwen met afwijkende en samengestelde massa’s die zich openen naar de openbare ruimte. De oudste infrastructurele objecten zoals bruggen, viaducten en kademuren hebben een robuuste vormgeving in de trant van de Amsterdamse School.
Na 1955 gerealiseerde bruggen en viaducten zijn lichter vormgegeven.

Architectonische uitwerking
De oorspronkelijke architectuur is meestal sober en terughoudend. De bebouwing heeft een heldere hoofdvorm en vrij vlakke gevels, die hun geleding en ritme krijgen door een verweving van steeds herhaalde horizontale architectonische elementen als galerijen, loggia’s en balkons, en verticale als trappenhuizen. De oudste bebouwing en villa’s zijn vaak zorgvuldiger uitgewerkt en voorzien van accenten in massa en detaillering.
Karakteristiek voor aanvullende woningbouw zijn de vrij vlakke gevels waarbinnen vooral de al dan niet inpandige balkons voor plasticiteit zorgen. Ook hier is de vormgeving terughoudend.
Een architectuureenheid is gebouwd naar hetzelfde ontwerp, waarbij de vormgeving van een reeks gebouwen meestal identiek is. De vrijstaande woning heeft een individuele vormgeving, die in beginsel per buurt verwant is. Ook de oorspronkelijke voorzieningen hebben een enigszins verwante vormgeving. Recentere voorzieningen zijn vaak op een heel eigen manier vormgegeven in afwijking van de oorspronkelijke bebouwing.
Vooral recente winkelcentra bestaan uit meer individueel en soms expressief vormgegeven gebouwen.

Materiaal en kleur
Per architectuureenheid zijn materialen en kleuren steeds identiek of in ieder geval aan elkaar verwant uitgevoerd. De herhaling bepaalt het totaalbeeld en versterkt de ritmiek van de gevel. In de gevel overheersen baksteen, geprefabriceerde gevelpanelen of beton. Hellende daken zijn veelal gedekt met pannen, (bijna) platte daken ook wel voorzien van bitumen. Kleuren zijn divers, vrij terughoudend en samenhangend. Materialen en kleuren van winkelcentra en maatschappelijke voorzieningen zijn individueler en wijken vaak af van het algemene beeld. Binnen de meest recente nieuwbouw zijn vaak moderne materialen verwerkt zoals donkere baksteen en diverse soorten glas.

Waardering
De AUP gebieden zijn een voorbeeld van de functionalistische stedenbouw die in de jaren dertig in Nederland vorm kreeg. Ze vormen een belangrijke tijdlaag in het stedelijk weefsel van de stad als geheel. De waarde van dit gebied is daarnaast vooral gelegen in het rustige beeld van de straten met het groen van de bomen en in voortuinen. De architectuur is in het algemeen eenvoudig en sober.
De bouwtechnische kwaliteit en woningindeling voldoen niet altijd meer aan de eisen van deze tijd. Vooral in Nieuw-West en Noord is daarom nu een vernieuwingsproces gaande. Als gevolg daarvan wordt het oorspronkelijke AUP gebied steeds meer een mozaiek van oudbouw en zowel passende als minder passende nieuwbouw binnen de oorspronkelijke structuur.

Monumenten en waarderingskaarten
De bijzondere kwaliteit van de naoorlogse wijken uit de periode 1945-1970 ligt vooral in de grote samenhang tussen de architectuur, de infrastructuur en de openbare ruimte. Het water en groen spelen hierbij een belangrijke verbindende rol. De architectuur van de grote woningbouwblokken bepaalt in deze wijken de vorm van de ruimtes; bomen en plantsoenen dienen als stoffering.
De samenhang tussen repeterende architectuureenheden, de verkavelingswijzen en woningtypologieën en de stedenbouwkundige opzet als geheel is de drager van de karakteristiek.
De bebouwing van het AUP staat aangegeven op de waarderingskaarten, een klein deel is aangewezen als monument. Bouwvelden met ongeschonden architectonische ensembles wordt steeds meer een cultuurhistorische waarde toegekend.
Inmiddels is een gebied aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht (‘Van Eesteren’).
De waarderingkaarten voor het AUPgebied zijn samengesteld uit vier tussenwaarderingskaarten (A, B, C,D), waarbij de tussenwaarderingskaarten A en B de waardering van de architectonische aspecten aangeven(ordes A-basis, A3, A2 en A1), de tussenwaarderingskaarten C en D de waardering van de stedenbouwkundige aspecten (ordes A-basis, A3, A2 en A1). Bij de welstandsbeoordeling worden zowel de criteria die horen bij de architectonische waardering als ook de criteria die horen bij de stedenbouwkundige waardering gebruikt.
Voor veel voorkomende kleine bouwplannen (zie hoofdstuk 6) geldt alleen de Welstandskaart Architectuur (de tussenwaarderingskaart B). De criteria die voortkomen uit de waardering van de bebouwing op deze Welstandskaart Architectuur (ordes WA-basis, WA3, WA2 en WA1) zijn verwerkt in de criteria voor kleine veel voorkomende bouwplannen (hoofdstuk 6).
De waarderingskaarten zijn met deze nota vastgesteld en maken deel uit van het welstandskader.
Uitgangspunten op hoofdlijnen Het AUP heeft een genuanceerde en gelaagde compositie van bebouwing, routes, groen- en waterstructuur. De verkaveling is veelal open met bebouwing in stroken en rond hoven. In de oudere delen zijn de blokken bijna gesloten. In de gebieden komt zowel (middel)hoogbouw als laagbouw voor.
Groen is een integraal structurerend onderdeel van het stedenbouwkundig plan. De brede weg profielen en ruime groenvoorzieningen in en om de wijken zijn tegenwoordig onderwerp van discussie bij vernieuwingsoperaties.
Een ander hoofdkenmerk is de ruimtelijke scheiding van verkeerssoorten, zowel tussen doorgaand en bestemmingsverkeer als tussen langzaam en snelverkeer. De wijken hebben van oorsprong een grote zelfstandigheid wat voorzieningen betreft. Op hiërarchische wijze zijn winkels, kerken, scholen en andere voorzieningen over de wijken en buurten verdeeld.
Het beleid is gericht op het beheer van de rust in het groene straatbeeld en aanzien vanuit omringend gebieden. Bouwplannen aan een achterkant zonder invloed op het straatbeeld worden beperkt getoetst.
Bij de advisering wordt in relatie met de waarderingskaarten onder meer aandacht geschonken aan het behoud van het straatbeeld met herhaling in rooilijnen en gevelindeling en samenhang in zowel de architectonische uitwerking als het gebruik van materiaal. Het bouwplan wordt beoordeeld in relatie tot de omgeving.
Gebieden met een minder rijke volumeopbouw en (oorspronkelijke) architectuur vragen van bouwplannen een vergelijkbare inzet zonder afbreuk te doen aan de openbare ruimte.
Voor bescheiden wijzigingen met invloed op het straatbeeld zijn trendsetters uitgangspunt, waarbij deze afhankelijk van de plek te zien zijn als voorbeelden waarop enige variatie mogelijk is. Bij grootschalige veranderingen is het respecteren van de stedenbouwkundige structuur van het ruimtelijke systeem uitgangspunt.